Centrale Vereeniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinnigen


Op de jaarvergadering 1910 (23 april te Amsterdam) ‘ … deelt de voorzitter mee, dat de Vereeniging voor vacantiekolonies voor achterlijke kinderen opgericht is en dat de Statuten met Reglement zijn vastgesteld en wachten op Koninklijke goedkeuring.’ (G.J.V, 1910, 42).



Vanaf 1884 gingen jaarlijks duizenden kinderen in de leeftijd van drie tot veertien jaar naar vakantiehuizen, later koloniehuizen genoemd.
Het gemiddelde verblijf was zes weken en de kinderen die ‘uitgezonden’ werden waren mager en hadden weinig weerstand, vaak als gevolg van armoede, ziekte of beide.



In 1903 had het hoofd van de school voor Buitengewoon Onderwijs te ‘s-Gravenhage (P.H. Schreuder) gepoogd leerlingen van het buitengewoon onderwijs in de bestaande vakantiekoloniehuizen onder te brengen.
Dat werd geen succes: ‘Met de kolonies van het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies (d.i. de vereeniging voor normale kinderen) mogen de leerlingen der buitengewone scholen niet meer mee.
In Den Haag en Rotterdam al sedert lang niet meer. In andere plaatsen heeft men het telkens beproefd, doch het resultaat van die proefnemingen was van dien aard, dat men eindelijk heeft besloten, geen zwakzinnige kinderen meer op te nemen – hoe graag men ze ook zou willen helpen.
Voor de andere kinderen vond men ’t beter, dat ze niet meer meegingen. Dezelfde reden, die bestaat voor de oprichting van afzonderlijke scholen voor achterlijken, geldt ook voor de verpleging van achterlijke kinderen in afzonderlijke gezondheidskolonies.’
(Linthorst, 1913, 112). Daarom richtten P.H. Schreuder en P. Linthorst in 1905 te ’s-Gravenhage een eigen vereniging op: Zorg voor het Achterlijke Kind. Vanuit deze vereniging verzorgden zij zomerkampen voor hun leerlingen.
Via de Haagse afdeling van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen brachten zij op de algemene vergadering van de vereniging het voorstel in te komen tot een Centrale Vereeniging voor vakantiekolonies voor zwakzinnigen.
Dit voorstel werd op 16 oktober 1909 besproken op de jaarvergadering van de vereniging. En een commissie werd ingesteld om een koloniehuis op te richten. En deze commissie werkte voortvarend.

Heidehuisje 'Sunny Home'


Hermen J. Jacobs werd vanaf 1917 actief (bestuurs-) lid van de Vereniging Zorg voor het achterlijke kind in Den Haag en van de lokale afdeling van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen. Vanuit deze Centrale Vereniging werden de hoofden van scholen voor B.O. aangeschreven om in hun gemeente een vereniging Zorg voor het Achterlijke Kind op te richten. De lokale verenigingen betaalden hun jaarlijkse contributie aan de centrale vereniging. Daarnaast betaalden zij een dagprijs voor de verpleging van de kinderen die zij uitzonden. Het waren crisisjaren: gebrek aan voeding, woningnood, onderwijzerstekort en schaarse (onderwijs-)middelen vergden het uiterste van de onderwijspioniers. De leerlingen die uitgezonden werden waren dikwijls ondervoed en de levensmiddelen werden schaars en duur en de huur van een vakantiehuis was hoog door het grote gebrek aan woonruimte. Het zelf bouwen van een koloniehuis leek een logische en noodzakelijke keuze. ‘Een huis huren heeft zooveel bezwaren. In de eerste plaats de groote huursom, de telkens terugkeerende transportkosten voor inventaris, enz. enz. Om aan al deze moeilijkheden, die elk jaar terugkeeren, te ontkomen, is maar één uitweg: het bouwen van een eigen koloniehuis voor onze zwakzinnige kinderen.’ (Linthorst, 1913, 112).
Een eigen koloniehuis zou de mogelijkheden voor uitzending aanmerkelijk vergroten. De fondswerving voor de nieuwbouw ging door en acties en giften van particulieren, verenigingen en scholen leidden er toe dat in 1916 het heidehuisje ‘Sunny-Home’ te Ede kon worden aangekocht. In het tijdschrift van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen verschijnt vanaf 1910 een nieuwe vaste rubriek Onze Kolonie.

Sunny Home te Ede.
Hermen J. Jacobs weegt bij aankomst zijn leerlingen.

Via deze rubriek worden de abonnees en leden successievelijk op de hoogte gehouden van de fondswerving, de nieuwe lokale verenigingen Zorg voor het Achterlijke Kind, de aankoop van het heidehuis Sunny-Home, de bouw van Zonne-oord, het aantal verpleegden, de (beknopte) jaarverslagen en specifieke artikelen over Onze Kolonie. In het jaarverslag over 1916 van de Vereniging O en A staat: ‘Op voorstel van de Hr. Linthorst werd besloten de volgende maal te Ede te vergaderen. De centrale vereniging van vakantiekoloniehuizen voor zwakzinnigen zal het zeer op prijs stellen in September de vergadering in haar nieuwe koloniehuis te ontvangen.’(TvBO, 1919, 41).
Dat is dan het eerste heidehuis ‘Sunny-Home’. Jaarlijks kwamen er meer kinderen. Hermen J. Jacobs gaat in 1917 met een groep leerlingen uit Den Haag naar het koloniehuis Sunny-home. Samen met zijn vrouw verzorgt hij gedurende vier weken de ‘groep koloniekinderen’.

Rubriek Onze Kolonie


Overzicht toename verpleegdagen 1913 - 1924. (Sauer, 1925, 23).

In de rubriek Onze Kolonie wordt regelmatig bericht over de toename van het aantal verpleegdagen en het verblijf van de kinderen: ‘Op 30 April j.l. kwam de tweede groep Haagsche kinderen, alle leerlingen van de Buitengewone Scholen, bruin en gebrand en heerlijk opgeknapt terug.’ (TvBO, 1920, 64). Er moet ruimte bij komen. In de Algemeene Vergadering van de Kolonievereniging voor Zwakzinnigen wordt besloten dat de vergadering het bestuur machtigde ‘plannen te maken voor den bouw van een tweede huis, dat op het terrein in Ede zal worden gebouwd.’(TvBO, 1920, 79).
De financiële middelen waren echter zeer beperkt. ‘Doch het is niet neerdrukkend, een tekort van financiën is een algemeen voorkomend verschijnsel in de philantropie. Het wekt soms krachten die men niet aanwezig waande.’ (TvBO, 1921a, 104).
Acties, giften e.d. zouden voor het benodigde kapitaal moeten zorgen.



In februari 1924 is de aflevering van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs geheel gewijd aan ‘Onze Kolonie’. Dr. A. van Voorthuijsen schrijft het openingsartikel. De vacantie-kolonie voor zwakzinnigen is, volgens Van Voorthuijsen, een medisch-pedagogisch instituut, en ‘Als medisch-paedagogisch instituut sluit zij zich aan bij de school.’ (Van Voorthuijsen, 1924, 18/19).
Dat wordt onderkend door de hoofden van de scholen. Een van hen, de heer A. Willeboer, hoofd van een Buitengewone School ‘Na jarenlange ervaring toch is mij gebleken, dat de kinderen na de uitzending meer ontvankelijk waren voor vruchtdragend onderwijs en beter bestand tegen inspannende en langdurige arbeid.’ (Willeboer, 1923, 142).

Op 19 april 1924 werd het Koloniehuis ‘Zonneoord’ geopend. Tijdens deze opening krijgt ook P.H. Schreuder, lid van het comité dat het koloniehuis realiseerde, het woord. ‘De heer Schreuder wijst er op, dat als kinderen groot worden, zij wel eens hun eigen vader en moeder vergeten. Dit schijnt hier ook het geval en daarom herinnert hij er aan, dat het de Vereeniging “Zorg voor het achterlijke kind” te ’s-Gravenhage was, die begonnen is met de afzonderlijke verpleging voor achterlijke kinderen in vacantiekolonies.’ (G.J.V., 1924, 90).
Het aantal verenigingen Zorg voor het Achterlijke Kind nam gestaag toe en zo ontwikkelde zich een landelijk netwerk van lokale verenigingen. ‘Thans worden uit alle plaatsen in Nederland, waar B.S. bestaan, zwakzinnige kinderen in onze kolonie verpleegd behalve uit Utrecht, Leiden en Schiedam. Wanneer komen deze?’ (TvBO, 1921a, 59).

De Koloniehuizen

Uit het verslag van de in 1928 gehouden ‘algemeene vergadering der Centrale Vereeniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinnigen’ komt naar voren dat uitbreiding noodzakelijk is: ‘De groote toeneming der verpleging veroorzaakte een belangrijk tekort aan verpleegruimte. Daartoe zal een derde huis moeten worden gebouwd, waarvoor wel het bouwplan reeds aanwezig is, doch het geld ontbreekt. Met belangstelling werd kennis genomen van de tijding, dat een Haagsch philantroop zich bereid verklaarde, de eerste f 10.000 van de benoodigde 53.000 ter leen te verstrekken. Verwacht wordt dat het bedrag spoedig bijeen zal zijn, omdat het niet behoeft te worden geschonken maar tegen een normaal rentetarief aan de vereeniging in leen kan worden verstrekt. De financieele toestand is zoodanig, dat de vereeniging ten vollen kan instaan voor de betaling van rente en aflossing, hetgeen de penningmeester nog nader bij zijn rekening en verantwoording toelichtte. (TvBO, 1929, 147).
En reeds in het jaar 1929 werd gemeld ‘De bouw wordt krachtig voortgezet; minstens twintig werklieden arbeiden dagelijks om het huis binnen de bepaalde tijd gereed te hebben (…) doch stellig zal het gedurende de laatste helft van 1930 voor de verpleging kunnen worden gebruikt.’ (TvBO, 1929, 313).


‘Op 21 Juni te 14.30 vond de opening plaats van het derde koloniehuis der Centrale Vereeniging.’
De voorzitter, Mr. Van Hasselt, opent en hoeft ‘niet het nut van uitzending van zwakke leerlingen naar buiten te bepleiten. Ieder der aanwezigen was daar van overtuigd, dat de resultaten met de uitzending bereikt, voor zichzelf spraken.’
De voorzitter vestigt er nog eens de aandacht op dat ‘Zwakzinnige leerlingen behoren uitgezonden te worden naar aparte gezondheidskolonies.’

(C.d.J., 1930, 150).